Saldo – optimalisatie Vleesvarkens

Het saldo in de vleesvarkenshouderij is een complexe samenhang van diverse variabelen. Des te meer daar een aantal van die variabelen veranderen bij een kleine wijziging van een andere variabele.

“De vleesvarkenshouder moet constant bijsturen naar de ideale bedrijfsvoering.”

Bovenstaande zin klinkt logisch. Het bijsturen kan echter pas beginnen als je weet waar je naar toe moet. Het begint met het vaststellen van het ideale aflevergewicht. Saldo-technisch is zwaar afleveren het beste maar dan wel binnen de grenzen van het concept. Per concept zijn er grote verschillen op welk punt de gewichtskorting begint. Binnen een concept zit er vervolgens ook nog eens verschil tussen beren en gelten als het gaat om gewichtskorting.

Het tweede punt bij de bepaling van het ideale gewicht is de spreiding die de vleesvarkens hebben. Ook wel standaarddeviatie genoemd. Een spreiding van 5 wil zeggen dat bij een gemiddeld geslacht gewicht van 95 kg ruim 68% van de varkens tussen 90 en 100 kg geslacht vallen. Bij een spreiding van 7 zit ruim 68% van de varkens tussen 88 en 102 kg.

Meer gewichtsspreiding betekent automatisch ook meer spreiding in de  spek- en spierdikte. Op beide kenmerken wordt meestal op de uitersten gekort of minder toeslag betaald. Los van de spreiding is het sowieso al belangrijk om in een uitbetalingssysteem te weten op welke spek- en spierdiktes gekoerst moet worden.

Indien de varkens ook op type worden uitbetaald is het nog meer zaak om de varkens zo zwaar mogelijk te leveren. Het % AA gaat samen met een hoog gewicht en een hoge spierdikte.

Op basis van bovenstaande laat de gemiddelde varkenshouder 1 tot 3 cent per kg liggen. Dat zijn megabedragen op jaarbasis voor een bedrijf.

Uiteraard zijn voertoepassingen en keuze genetica ook variabelen waarmee gestuurd kan worden. Zelfs kan de keuze voor een ander, beter passend concept een optie zijn. Telkens weer zal een totale saldoberekening het juiste antwoord moeten geven op het effect van veranderingen.